Verslag van de dialoog ‘verwantschap tussen vreemden’
Het eerste artikel van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens roept ons op om ons naar elkaar in een geest van broederschap te gedragen. In deze dialoog onderzoeken we hoe we dat doen, in het bijzonder als we elkaar vreemd zijn. Wanneer, hoe en waardoor voelen we verwantschap met een vreemde? We wisselen ervaringen uit, dromen over een wenselijke toekomst en wat we kunnen doen om verwantschap met een vreemde (vaker) te laten ontstaan.
Barbara Piper leidt de dialoog mooi in. Zij is ontwerper en facilitator van internationale leiderschapsprogramma’s en schrijft momenteel aan haar boek met de werktitel: ‘Micromoments of connection, allowing for the hidden treasure in each moment’. Zij benadrukt dat aanwezig zijn in het contact van groot belang is en hoe kleine verschillen in houding en gedrag een groot verschil maken voor de kwaliteit van het contact. De kunst is om zonder te oordelen aanwezig te zijn met de ander en wat er gebeurt in het moment. Verschillende niveaus van verbinding maken passeren de revue, van het cognitieve tot het affectieve en ook het lichamelijke niveau. Barbara oefent met de zaal een open en verbindende houding, gegrond en verbonden met je geschiedenis, lettend op je ademhaling, en met je sociale ruimte om je heen.
In de dialooggroepen blijkt dat wij allerlei handvatten hebben voor het voelen van ‘verwantschap met vreemden’. In het moment aanwezig zijn, aandacht hebben voor elkaar, elkaar écht zien en horen en oefenen met oordeelloos zijn bijvoorbeeld. Elkaar helpen en geholpen worden, gemeenschappelijk grond vinden en elkaar vinden in medemenselijkheid. Samen eten of werken, dat is verbindend, net als samen resultaten boeken. Het gegeven dat je er pas kan zijn voor een ander als je er voor jezelf kunt zijn, komt voorbij en dat het pijnlijk is als de verbinding niet lukt. In de Nederlandse cultuur is het gebruikelijk om oogcontact te maken en
direct te zijn maar voor sommige andere culturen is dit moeilijk. Proberen contact te leggen en het erover hebben als het gedrag niet past, is het devies. Naast veel helpende mechanismen komen ook saboterende mechanismen naar voren, zoals je ongewild superieur voelen.
In de dromen wordt de wereld geregeerd door wijzen, gevoed door liefde. Iedereen werkt met elkaar, we vullen elkaar aan en zoeken samen naar doelen. In de dromen leren we om onze controle los te laten en we gaan goed om met de aarde. Leven we met liefde en lieve mensen. We delen en daarvoor is moed nodig. We zijn allemaal onderdeel van God en voelen ons verbonden met dier en natuur.
De dialoog sluit af met voornemens om vaker te doen wat werkt in het contact met vreemden. Daarnaast zijn er diverse - schijnbaar kleine - voornemens, zoals vriendelijkheid en vertrouwen uitstralen, vaker oogcontact maken en een button opspelden bijvoorbeeld in de trein met: ‘Wie wil er met mij praten?’
In de plenaire nabespreking wisselen we de bevindingen uit en blijkt dat we hoopvol naar ‘verwantschap tussen vreemden’ kijken: Ja, we kunnen samenleven in broederschap.
Uit de ‘oogstkaarten’ blijkt dat de deelnemers de dialoog gewaardeerd hebben. Zij zeggen bijvoorbeeld:
“Ik vond het mooi om mensen van verschillende achtergronden te ontmoeten. Door de verhalen te delen ontstond er al snel een verbonden gevoel in de groep. Goed dat dit soort dialogen plaatsvinden.”
“The intensity of memory people have at te point of unexpected connection in public. We should do this kind of thing more often!”
"De dialoog werkt elke keer! Hoe meer van deze tafels hoe beter!"